Paal #10



Deze watervogel vormt tijdens de winter een koppeltje, waarbij het er soms heftig aan toe gaat; niet zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo rivalen te elimineren

Gemiddeld worden deze vogels vijftien jaar oud. De oudst bekende werd negenentwintig jaar. 

De lange broedperiode kan van  februari tot augustus  duren. Gedurende die tijd hebben ze  soms wel twee tot drie legsels, meestal bestaande uit 6 tot 10 eieren. Broedduur: 24-32 dagen. Het nest is een ondiepe kuiltje in de buurt van water, bedekt met mos, donsveertjes en takjes. Broedt in paartjes of in losse groepen. De jongen kunnen na 50-60 dagen vliegen.

Het uitbroeden wordt door het vrouwtje gedaan en zij blijft eigenlijk bij de gehele broed, 24 tot 28 dagen, op het nest zitten. Vaak eten ze niet of nauwelijks in deze periode. Uitbroeden doet ze overal waar ze zich veilig voelt, ook als het nest zich langs de weg bevindt.

Het mannetje bemoeit zich niet met het broeden en ook niet met de kuikens. Hij  gaat in deze periode vaak in een dubbele rui. Hierbij verliest hij zijn verendek voor nieuwe veren en is dan kwetsbaar omdat hij niet kan vliegen. Ook het vrouwtje gaat na het broedseizoen in de rui.

Loop door naar paal 11.