Paal #5



Deze vogel is een uitbundige zanger en zingt vaak vanaf een hoog punt, zoals een boomtop of dakrand. Het mannetje zingt vaak in februari , vooral s’morgens en s’avonds. De zang is vol, aangenaam, melancholisch muzikaal lied met vele variaties, dat vaak eindigt in zachte krassende geluiden.
Het zijn alleseters en voeden zich onder meer met wormen, insecten, bessen, zaden en diverse soorten vogelvoer.. Ze hebben een territorium dat door het mannetje vinnig wordt verdedigd tegen soortgenoten en ook wel tegen andere vogels.
Als de vogels op zoek zijn naar regenwormen houden ze hun kop scheef, waarschijnlijk om bodemleven te horen. Hun grote ogen zijn karakteristiek voor het feit dat ze ook oogjagers zijn, ze zoeken met andere woorden hun prooien door de grond af te speuren. Ook eten ze in de late zomer bessen en vlezige, zoete vruchten uit struiken en dat wordt hen soms kwalijk genomen door de fruittelers.
Loop door naar paal 6.