Beluister de audioopname(s) en lees de beschrijving. Over welke vogel gaat het? Vul dit in op het antwoordblad en loop door naar de volgende paal.


Paal #1



In het voorjaar vertoont deze vogel opvallend baltsgedrag. Het mannetje probeert de aandacht van het vrouwtje te trekken door luid met zijn vleugels te slaan en opgewonden buitelingen te maken. In Friesland heet dat "oer de wjuk gean", 'over de wiek gaan'.

Soms heeft een mannetje meerdere vrouwtjes. Om het vrouwtje tot broeden aan te zetten bouwt het mannetje nestkuiltjes. Ze selecteren uiteindelijk één nest en dat wordt met halmen bekleed. Nadat een goede nestplaats is gevonden volgt de paring en het eerste ei wordt vaak nog in maart gelegd. Beide vogels broeden, maar het vrouwtje het meest. De eieren komen na 24 tot 31 dagen uit. Spoedig na het uitkomen worden de jongen van de droge, onbeschermde nestplaats geleid - tenminste, als het nest op een omgeploegde akker ligt - en naar een meer beschermd grasland gebracht. Bij gevaar veinst deze vogel een gebroken vleugel en probeert zo een naderende wezel, vos of hermelijn weg te lokken bij het nest.

In het broedseizoen vind je deze vogels vooral in schrale graslanden, weilanden en akkers. Tijdens de voor- en najaarstrek en in de winter vind je soms heel erg hoge aantallen bij elkaar, vooral in vochtige hooi- en graslanden. Ze verzamelen om naar het warme zuiden.

Loop door naar paal 2.